Na dertig jaar is het genoeg!

Moreel verval van het neo-liberale systeem.

Toen de zorg, het onderwijs en publieke diensten werden geprivatiseerd ontstonden winstimpulsen die de hebzucht van mensen hebben aangesproken. Alles in deze sectoren moest langs de economische lijnen van de marktwerking en de groei: dat is in werkelijkheid winstmaximalisatie: voor aandeelhouders, bestuurders, directies en managers die bonussen ontvangen bij “goed en slecht beheer”. Er is een systeem gecreëerd waarbij mensen slaaf zijn geworden van de hiërarchische ordening die mensen afrekent voor de fouten van andere mensen. Het systeem zet iedereen uiteindelijk rondom het gouden kalf: en creëert slaven. Deze dynamiek – waarbij het vertrouwen onderuit wordt gehaald en vernietigd – is al zo oud als de verhalen die we kennen uit de bijbel toen het gouden kalf werd uitgevonden. Het vertrouwen in de kracht van mensen om zich aan hun omstandigheden aan te passen en te vertrouwen op elkaar, is tenietgedaan door dit onmenselijke systeem van winstbejag en concurrentie, die de zorg en de andere sectoren feitelijk niet goedkoper heeft gemaakt maar duurder. Wie lijden hieronder? De kwetsbaren: kinderen en ouderen die zichzelf niet verweren, kunnen verweren of durven verweren.

Maar er zijn ook een kritische kanttekeningen en vragen te plaatsen bij alle commotie: zorg is iets van ons allen. Het is iets van de mens. Zorg kan niet plaats vinden wanneer mensen alleen met de vinger naar elkaar wijzen. Mensen die met hart voor hun ouders opkomen die zelf in staat blijken ook zelf een bijdrage te leveren moeten we zeker waarderen en erkennen in hun vaak terechte kritiek. Anderzijds zie ik te vaak ouderen alleen in het verpleeghuis liggen. Er komt niemand meer bij Mw. Janssen van 94 die dagelijks in bed ligt. Er is veel over te zeggen: Zouden de kinderen te ver weg wonen? Zouden zij misschien een dusdanig slechte band met hun ouders hebben onderhouden dat er ook een vervreemding en verwijdering heeft plaats gevonden? Welke morele plicht tot hulpbetoon is er, los van wettelijke verplichtingen?
Welke verplichtingen kunnen mensen nakomen of inlossen? Hoe moeilijk vinden mensen het om hun dierbare te zien lijden: misschien kan zoon of dochter Janssen van 74 het helemaal niet aanzien, heeft hij of zij ook moeite met het lijden. Misschien heeft men zelf kwalen. Kinderen en kleinkinderen kunnen vaak niet helpen – ook omdat de gezinnen kleiner zijn geworden – En helaas moeten we soms constateren dat kinderen en kleinkinderen niet willen helpen: “we hebben oma in het verpleeghuis ondergebracht, en dan trekken we onze handen van haar/hem af”. Ik maak moreel bezwaar tegen mensen die hun ouderen moedwillig in de steek laten, geen compassie tonen, hoe het leven ook is geweest.
De kwantiteit van verzorgenden en verpleegkundigen kan niet de morele plicht tot hulpbetoon opheffen. Anderzijds is een goede kwantiteit van verzorgend en verplegend personeel dringend en dwingend noodzakelijk, zeker wanneer de zorgzwaarte toeneemt: en dat betekent wat mij betreft een goede mix van doeners en denkers, van mensen die hart en handen ineenslaan met het oog op het welzijn van de oudere.

Een volgende morele vraag komt voort uit de vaststelling dat de mensen die in de zorg werken – op alle niveaus – vaak nog werken vanuit een appèl op het hart om zich voor ouderen in te zetten. Maar helaas moeten we ook constateren dat velen in de zorg – op alle niveaus – slechts werken voor hun salaris. Roeping is ver te zoeken, laat staan de overtuiging dat je iets goeds moet doen voor een ander.
Naastenliefde is een kind dat met het badwater van het neoliberalisme en individualisme is weggegooid. Onbegrijpelijk dat onze samenleving zich zo in de ban van de ring van het geld, de bezitsdrang en de onafhankelijkheid heeft laten dwingen. Een gewetensonderzoek is noodzakelijk geworden. Onze ouderen herinneren ons eraan dat wij allen afhankelijke mensen worden: autonomie is een relatief goed, een relatief beginsel.

De wijze waarop wij in onze samenleving omgaan met kwetsbare ouderen, met zorg voor kwetsbare kinderen en groepen in de samenleving – die ons geld kosten en niet veel of zelfs niets opleveren in materiële zin – toont aan dat wij ons laten gijzelen door het systeem van de hebzucht en van de individuele belangen: goed is, wat goed is voor mij. Wanneer mensen in materiële zin niets meer opbrengen worden zij afgeschreven, weggezet, opgeruimd en ja – in laatste instantie – beoordeeld als leven dat het ook eigenlijk niet meer waard is te leven. Maar wat hébben deze mensen ons als samenleving opgeleverd? Wat hébben zij bijgedragen? Dénken we nog aan een ander, wanneer hij of zij een beroep doet op méér dan mijn eigen belang? Wanneer iemand wérkelijk een beroep doet op mijn liefde, mijn aandacht, mijn troost, mijn compassie, mijn aanwezigheid, mijn tijd, mijn zijn?
In de woorden van vele verzorgenden en verpleegkundigen hoor ik dit verlangen terug: geef mij mijn hart terug: laat mijn hart niet ten gronde gaan aan regeltjes en protocollen: laat mij niet lijden aan het feit dat ik iemand niet goed genoeg kan troosten, bemoedigen, bij iemand zitten, een praatje maken, dat ik niet voldoende tijd heb voor de mens zelf. Ik hoop dat de liefde, misschien wel in de betekenis van Kierkegaard, als een plicht tot liefde, terug mag keren in het hart van onze samenleving, in het hart van de politiek, in het hart van de mensen. In de liefde ligt het antwoord: niet in de wet. In de liefde voor mensen, met name de kwetsbaren: een samenleving die haar kwetsbaren niet beschermt, gaat het verval tegemoet: er zullen meer aanvragen voor euthanasie komen, meer zelfdodingen plaats vinden, meer mensen zullen op hun oude dag het leven niets meer waard vinden, omdat de samenleving niets meer waard acht, wat niet in geld is uit te drukken, zoals Paul van Tongeren kortgeleden nog betoogde.

Liefde is geen zweverig begrip, geen kortzichtig vaag – christelijk – verlangen: het is een opdracht, een actieve inzet, een appèl op het menselijke hart om inzet, professionaliteit, waardigheid, respect voor anderen en zichzelf, authentieke echtheid hand in hand te laten gaan en uit te balanceren.

Dus laten wij de angst varen. Laten wij opkomen voor wat goed is: voor mensen, niet voor louter financiële winst voor de happy few, niet voor hebzucht, niet voor overdreven machtgedreven kwaliteitsaanspraken, maar laten wij er voor elkaar zijn, naar elkaar omzien uit liefde en niet uit eigen belang. Omkeren is niet gemakkelijk, maar het moet. Het is van meer profijt jezelf aan een ander te geven, iets te schenken, dan louter te werken voor eigen eer, eigen genot, eigen winstgroei. Die zaken mogen dan de honger op korte termijn stillen, maar uiteindelijk belandt ook de hebzuchtige in datzelfde bed waarin gestorven moet worden: Hoe zal dat dan zijn?


Over de auteur

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.