Onze open wonden: vindplaatsen van nieuw bestaan

Over zwarigheden, vergeving en hoop, en over liefde.

Mensen vragen mij de laatste tijd vaker of ik mijn werk nog wel leuk vind. Als geestelijk verzorger in de dementiezorg is het ­ blijkbaar ­ een vraag of je je werk nog wel “leuk” vindt. Er is veel gedoe in de ouderenzorg. De politieke en economische realiteit zorgt voor ingrijpende veranderingen op het gebied van de Zorg. Iedereen moet om­denken, en dat is niet eenvoudig als je al jaren in bepaalde patronen van werken zit.
Ik zal er verder geen uitspraak over doen of ik de ontwikkelingen goed vind en ze met vertrouwen tegemoet zie. Vooralsnog brengt het vooral onrust, boosheid, teleurstelling en verdriet teweeg. En bovenal machteloosheid bij medewerkers. Want in de klem tussen ‘werk hebben’ en ‘werk houden’ durven velen niet hun mening te geven of de mening borrelt zo inwendig dat deze op andere manieren naar buiten komt.
Vind ik mijn werk nog leuk? Of is het alleen maar zwaar en moeitevol?
Een hele tijd geleden kwam een column langs uit Vlaardingen. Een zekere Bram schreef over de helden van onze tijd en hij noemde de medewerkers van Stadzicht, de verpleegkliniek waar ik werk als geestelijk verzorger, helden. Zij verdienen volgens hem een lintje, een “Legion d’Honneur”!
 En ik ben het met hem eens. Zwaar is het werk voor de vrouwen en mannen die dag in, dag uit, op afdelingen en in huiskamers bewoners die al te vaak eenzaamheid en ontreddering ervaren, troosten, wassen, aankleden, begeleiden naar de badkamer en het toilet, die bedden verschonen dag in dag uit. Die bereid zijn elke dag vier, vijf keer of meer de urineluchten en de ontlastingsgeuren te verdragen wanneer zij iemand aan wie zij het niet verschuldigd zijn ­ in principe een vreemde ander ­ verschonen, wassen en opnieuw van schone kleren voorzien.
Of de psycholoog of arts, tandarts of welzijnswerker die de moeite neemt om bij een patiënt te gaan zitten en ­vaak zonder woorden ­ probeert iets te begrijpen van de mens die zich achter zijn ziekte verschuilt en probeert aan een zo aangenaam mogelijk leven bij te dragen door een goede diagnose, behandeling en bejegening.
Is mijn werk nog leuk? Het gaat niet over “leuk”. In onze wereld moet alles vooral “leuk” zijn. Maar de dieperliggende vraag is niet of het leuk is, maar of mijn werk bijdraagt aan het welzijn van mensen die onthand zijn en ontredderd of gewond door ziekte, lijden of pijn. EN of ik deze mensen wil blijven zien, respecteren en behandelen als volkomen waardevolle personen ondanks het feit dat zij soms beroofd zijn van hun vermogens en zelfbewustzijn. Want deze mensen met hun “wonden”, of zij nu fysiek of mentaal zijn, vertellen mij in het contact veel over mijn eigen onmacht, over mijn eigen eenzaamheden, over mijn eigen gedachteloosheid en vergeten. Zij vertellen mij over waar ik nood heb aan verband en verbinding. Hun gekerfde ziel wordt voor mij vindplaats van nieuw bestaan. En omgekeerd, mijn wonden vertellen hun iets over de plekken waar we gelijkwaardig zijn als mens, waar we eigenlijk niet verschillen in onze verlangens naar geborgenheid, goede bejegening, ons verlangen om gezien te worden, ook in onze kwetsbaarheid en onmacht, en in onze woordeloze stiltes.

Mensen vragen me: is het niet zwaar? Dat werk. Het was een vraag die mij ook gesteld werd toen ik in 2014 en 2015 een autobiografische voorstelling speelde over seksueel misbruik in kerkelijk verband samen met Marjolijn van Heemstra. Mensen vroegen: Is het niet zwaar? Elke avond opnieuw zo’n verhaal? Maar het gaat niet over zwaar. “Tegenwoordig mag niets meer zwaar zijn. We moeten het vooral gezellig hebben”. En het is waar… ik heb het ook liever gezellig. Maar daar gaat het niet om. De werkelijkheid is, dat zwarigheden ons overkomen. Iedereen komt het op enig moment tegen, soms meer, soms minder. Het gaat er niet over of het zwaar is, maar hoe je met zwarigheden omgaat en of er ­ ergens ­ betekenis aan te geven is: of je het ­ zoals de Duitse taal het zo mooi zegt: kunt “meistern”. Voor mij is het de moeite waard te onderzoeken hoe wij mensen door zwarigheden en duisternis heen komen.

Een goed voorbeeld vind ik vaak mensen die door kanker getroffen worden. Het is wonderlijk om te zien hoe deze mensen zichzelf tot meester van hun proces trachten te maken, soms tegen beter weten in. Het is alsof het leven zelf zich, met alle kracht die erin is, verzet tegen de dood. De gedachte aan de dood gaat zo in tegen de wil om te leven.
 En terwijl ik zeg: ik wil leven weet ik meteen dat ik zeg: ik zal sterven. De uiteenzetting met het sterven is de zwaarste zwarigheid voor het menselijk bestaan. Alles wat in en tijdens ons leven herinnert aan de dood die toekomstig is, verwerpen we, omdat wij in ons leven willen geloven, en dan liefst in het leven dat wij goed vinden en het ook zo noemen.
 Door onze wil om te leven te laten domineren zijn we minder verbonden met de dood en kan ons gestel soms meer aan dan we denken, zijn we in staat onze zwarigheid te besturen.

Niet iedereen is hiertoe in staat. Sommige mensen laten zich overkomen. En ook dat is een kwaliteit van de vrijheid. Mensen kunnen ervoor kiezen hun leven uit handen te geven en vrij te leven van de gehechtheden die het leven nu eenmaal biedt, en waarvan in ultimo de dood ons bevrijdt, verlost. En voor wie het kan geloven is de liefde het enige dat echt blijft.


Over de auteur

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.